De laatste tijd zie ik het begrip autistische burn-out regelmatig langskomen, vooral bij de vele hulpverleners op mijn LinkedIn feed. Hierbij wordt de autistische burn-out als aparte diagnose gezien, dus niet iemand met autisme én een burn-out, maar een wezenlijk ander fenomeen: de autistische burn-out. Ik verzet me tegen deze typering, omdat ik niet denk dat er zoiets bestaat als een autistische burn-out. Uiteraard zie ik hoe autisme burn-outklachten in de hand kan werken, maar stellen dat een burn-out wezenlijk anders is bij iemand met autisme lijkt me onmogelijk, aangezien het al volstrekt onduidelijk is wat een normale burn-out is. Er zijn vele artikelen met rijtjes met kenmerken, maar het blijft ontzettend moeilijk om een burn-out objectief vast te stellen. De onderzoeken spreken elkaar tegen of gebruiken te verschillende modellen om van eenduidigheid bij te spreken. Ik zie het voordeel niet van de term ‘autistische burn-out’. Ik verzet me ertegen en heb me in enkele discussie gemengd, niet alleen omdat ik vrees dat het huis straks onbewoonbaar blijkt te zijn – zoals het behouden huis in W.F. Hermans bekende verhaal uiteindelijk een illusie blijkt – maar ook omdat het afleidt van de problemen rond de normale burn-out.
Normale burn-out, eigenlijk vind ik dat dus een afschuwelijk begrip. Het impliceert dat er zoiets is als een standaard burn-out. Zoals eerder beschreven is hier weinig wetenschappelijke consensus over en spreekt men elkaar vooral tegen. Het is een onderwerp dat me raakt, omdat ik vijf jaar geleden zelf een burn-out had. Dat was een normale burn-out, aangezien ik geen autisme heb – volgens de logica achter de autistische burn-out althans. Toch had ik verlies van executieve functies (plannen en organiseren), een sterke toename van prikkelgevoeligheid en was ik mentaal en soms fysiek uitgeput, allemaal kenmerken die bij de autistische burn-out zouden moeten horen. Een veelvoorkomend kenmerk van de normale burn-out – cynisme met betrekking tot het werk – ontbrak bij mij. Al met al zou je zeggen dat ik aan de hand van mijn burn-outkenmerken een autistische burn-out heb gehad. Alleen dan zonder dat ik autisme heb. Snapt u het nog?
Het herstel van mijn eigen burn-out ging via een hobbelig pad dat me eerst door een paar diepe dalen leidde, voordat het me weer naar de top bracht. Hoe kwam dat? Vooral omdat ik van de POH vernam dat ik een burn-out had, de bedrijfsarts het daar volstrekt niet mee eens was en de volgende bedrijfsarts het juist volmondig onderschreef. Je kunt je wellicht mijn chaos voorstellen – en het ging al niet zo goed. De psycholoog die ik vervolgens bezocht had ervaring met burn-out. Toch kon zij mij ook niet de routekaart aanreiken waarmee ik mij uit de misère kon werken. Op mijn vragen hoe ik met mijn fysieke klachten om moest gaan – na een bescheiden rondje hardlopen 24 uur klaarwakker blijven bijvoorbeeld – kon ze me geen antwoord geven. Maar dat waren nou juist de klachten waar ik het meest mee worstelde, die fysieke uitingen van het lijf die mij volstrekt onbekend waren, maar die me zo van mijn stuk brachten dat ik alleen maar dieper in onzekerheid en wanhoop wegzakte. Ik hoor het haar nog zeggen: ‘Tja, je kunt rare fysieke klachten hebben’, alsof het allemaal vanzelf wel over zou gaan en ik me er niet al te druk om moest maken. De behandeling zat vooral op het psychische stuk, het waarom van mijn burn-out. Maar niet op het hoe kom ik eruit, terwijl ik daar óók behoefte aan had. Al met al ben ik er niet veel mee opgeschoten, ook al bedoelde ze het goed.
Uiteindelijk is het goed gekomen met mij, hoewel het een lange weg was. Een psychosomatische fysiotherapeut wees me erop dat het begrip burn-out eigenlijk helemaal niet zo vastomlijnd is. Dat verklaarde waarom ik zo veel verschillende adviezen kreeg, sommigen zelfs tegengesteld aan elkaar. Ze legde me duidelijk uit dat mijn lichaam zijn grenzen niet meer aan kón voelen. Het adagium gewoon je grenzen aanvoelen raakte in mijn geval dus kant noch wal. Eerst moest alles weer in evenwicht komen, moest ik me vooral gaan inspannen volgens een ritme, niet te veel in de war raken als het lijf weer even flink uit de bocht vloog en leren om per maand naar mijn herstel te kijken. Na de fysiotherapeut volgde nog een revalidatiepsycholoog die hierbij aansloot en met wie ik vele fijne gesprekken had. Hij zag burn-out als een holistisch probleem waarin mijn persoonlijkheid, mijn levensgeschiedenis en mijn fysieke en mentale klachten allemaal onderdeel van het geheel waren. Mijn burn-out was een complex met vele laagjes die we één voor één hebben afgepeld. Hierin ervaarde ik erkenning, juist omdat mijn probleem niet onder een eendimensionale noemer werd gezet, maar waarin ik helemaal werd gezien, van mijn eigen neurologische aanleg tot mijn klachten en van mijn levensgeschiedenis tot mijn persoonlijkheid. En uiteindelijk was ik dusdanig hersteld dat ik weer kon werken, hoewel ik nu, ruim vijf jaar later, nog steeds wel eens restverschijnselen ervaar.
Ik vond mijn weg naar herstel pas toen ik terechtkwam bij mensen die een burn-out niet al te rigide bekijken. Mensen die niet per se een strikt eenduidige aanpak hanteren, maar eerst de tijd nemen om echt te zien wat er met mij aan de hand was. In het kielzog daarvan moest ik ook zelf het beeld van burn-out loslaten dat in de maatschappij rondwaart: dat van een eenvoudig te rubriceren aandoening, de normale burn-out, die áltijd van te hard werken komt en waarmee gewoon een paar maanden op de bank moet gaan zitten tot je hersteld bent. De duidelijkheid die de term burn-out lijkt te bieden, is dus een schijnduidelijkheid. Daarop voortbordurend is de duidelijkheid die aan mensen met ass en een burn-out wordt geboden door de term autistische burn-out, ook schijnduidelijkheid. Ik verwijs weer naar Het Behouden Huis van W.F. Hermans: de ik-persoon leek zich lange tijd veilig te voelen, maar de laatste regels luiden niet voor niets: ‘Het was of het [huis] ook aldoor komedie had gespeeld en zich nu pas liet zien zoals het in werkelijkheid altijd was geweest: Een hol, tochtig brok steen, inwendig vol afbraak en vuiligheid.’ Al met al me geen plek waar je vindt wat je zoekt, hoewel in het begin van het verhaal het huis juist de perfecte schuilplaats voor de oorlog en de chaos buiten lijkt te zijn. Maar helaas, ook in het huis heerst chaos, zoals de ik-persoon in de laatste regels inziet.
Voor zover ik weet wordt er in Het Behouden Huis niet over het fundament geschreven. Maar een begrip als autistische burn-out bouwen op het gammele fundament van de normale burn-out, is gedoemd te mislukken. Hoewel voorstanders van de autistische burn-out aangeven dat het voor erkenning zorgt, zie ik niet waarom iemand geen erkenning zou kunnen ervaren door te stellen dat het autisme debet is aan de burn-out. Want erkenning krijg je naar mijn idee als je gezien wordt als mens in al je facetten: je levensgeschiedenis, je persoonlijkheid en je neurologisch profiel. Daarnaast spreken we ook niet van een getraumatiseerde burn-out of van een autistische depressie, terwijl iedere goede hulpverlener zal erkennen dat trauma een rol kan spelen in het ontwikkelen van een burn-out, evenals autisme dat kan doen in het ontwikkelen van een depressie. Laten we het begrip autistische burn-out dus vooral weer loslaten en ons voorlopig focussen op het begrijpen van de burn-out an sich. Uiteindelijk is iedereen daarmee geholpen, of je nu autisme hebt of niet.
Mocht je ondanks dit betoog je toch verder willen verdiepen in de autistische burn-out, dan kun je in dit artikel van Annelies Spek meer lezen:
https://www.autismenetwerk.nl/wp-content/uploads/2021/11/autistische-burnout-artikel-WTA-11-2021.pdf
In onderstaat artikel wordt een conclusie over het begrip burn-out getrokken aan de hand van 15.000 wetenschappelijke publicaties. Onderdeel van die conclusie: ‘Used as medical or psychotherapeutic expert category, burnout remains a blurred, natural-scientifically useless “diagnosis.” Burnout cannot be reliably and validly diagnosed.’
https://www.frontiersin.org/articles/10.3389/fpsyt.2020.519237/full